SMELTKROES
zwanenzang van een ijsberg
Wat zullen we doen?
Zullen we doorgaan met doen alsof,
alsof er niets aan de hand is
terwijl alles smelt en verdwijnt?
Wat zullen we doen?
Vertellen we het aan onze kinderen
of steken we het gewoonweg weg.
Wat niet weet niet deert, weet je
wat we zullen doen? We zullen wachten.
Op den duur lost deze vraag zichzelf wel op.
Verdronken staat netjes. Stilte zweeft boven
niets, ten minste zo lijkt dat …
En de hemel is boven en onder,
is rondom ons – een spiegel met wolken.
En jij kijkt erin. Ik zie je gezicht.
Ik ken die blik. Het is alsof je denkt:
Wat zijn we aan het doen?
© Eric Vandenwyngaerden – 6 jan. 2015
NENIA
We kruipen op onze knieën, het hoofd
net buiten de kring en kijken verbaasd.
Wat er is? Onze blik vangt een fruitvlieg,
een schildwesp. Zij overleven, zoals ook
de woekerende Hedera helix.
Op de rand van de kloof brandt
de schuldige wereld. De aarde kijkt toe.
We zijn moe van het blussen. Zijn moe
het overtollige water te keren, zonneolie
te smeren, de brandende zon.
De aarde scheurt open. De bodem trilt na
op een eiland. Een straat neemt een foto
van oorlog – van brokken en stof, van levens
in nood – zet grote ogen.
Men speelt het Adagio for Strings op het stort
van de wereld, en niemand kijkt toe.
En niemand heeft oren.
© Eric Vandenwyngaerden – 14 aug. 2021
(attest van goede poëzie - Santa Margherita Ligure - 2023)
* * *
MISSCHIEN
Ze loopt weer eens zo mooi te zijn,
dat ik … ik vraag niet meer dan dit
– voor ik een nieuwe zin begin, is
zij al uit mijn ooghoek weg. Dit had
een loflied kunnen zijn, dit onderhand
zo langzaamaan verschoven uur.
Ik stop: de tegenspelers en de nacht
ontwapenen mij. Misschien valt alles
in een plooi van naderhand, misschien
moet ik naar één of ander land, of op
een ander spoor gezet nu, met geweld
– u zegt? Het regent weer, inmiddels
wind en wind. Een oude boom ligt
languit voor zijn wortels, lijkt geveld.
© Eric Vandenwyngaerden
(3de prijs Keerbergen - 2012)
* * *
BESLAPEN BED
Kijkt u met me mee in de kamer (…)
Deze ochtend is het dunne laken
weer zo grimmig, vol menselijke plooien.
Ze moet er zich deze nacht
in hebben opgerold
vluchtend voor de kilte
– handen veilig in het kruis gevouwen.
Zie hoe ze daar ligt, rug tegen uw rug.
Als de tijd dringt, schuift u
als een dief vanonder de warmte
en sluipt u de slaapkamer uit,
weg van de vochtige lucht.
Misschien komt u straks
nog even terug
om haar zacht te kussen
of haar te plagen
– om haar lachend te vragen
wat er toch onder die handen zit.
© Eric Vandenwyngaerden
(2de prijs Beringen - 2009)
* * *
HET VERBAND
Dat het regent – zijn het
de ramen die ons zeggen dat ze
of zijn het onze ogen misschien.
Is het de taal die we hebben
meegekregen, de woorden die
ons te binnen schieten.
Zijn het de stembanden
die trillen – willen of niet –
die onze gedachten bundelen:
alles wat ons voor de veilige voeten valt.
Begrijp het – regen
die om de oren roffelt
en wat wij ervan denken
in het hier en het nu:
hoe we alles voelen, horen en zien.
En hoe we op zoek zijn
naar het verband tussen de dingen.
© Eric Vandenwyngaerden
(4de prijs Ardooie - 2009)
* * *
DE DOLENDE HUIZEN, DE MOLEN
I.
We houden ons aan
die ene onooglijke belofte:
we houden nog stand
en steken ons weg in onze vermomming
we vluchten eronder.
Hierlangs gaat de wereld zijn
gang, sust die naast ons staan
de gewonden.
Later
zeggen ze,
later loopt het ontij af,
zuigt de hemel zich blauw.
II.
Hij staat nog te wieken
hoog boven de grond
in het zoeklicht.
We zien dus geen tranen
maar ook geen lach op zijn
obscure gezicht.
Hij draagt een voorbijgaand masker
(ook hij dus)
en keert zich voortdurend weg
van onze taxerende blikken.
III.
We houden ons hart vast;
men gooit weer wat muren om:
hoe blauw is de mode?
© Eric Vandenwyngaerden
(eervolle vermelding Doel - 2009)
Uit het juryverslag "DorpsDichterDoel":
21 maart 2009
Eric Vandenwyngaerden geeft in “De dolende huizen, de molen”, via binnenrijmen en het spel met klank en ritme de huizen en de molen een stem. Met poëtisch, surrealistisch blauw kleurt hij de leegte in die de slooppartij achterlaat.
Mark Meekers
* * *
DE ANDERE KANT
Je valt in een gat aan de andere
kant en je kijkt hemelhoog
over daken. Er is rust in de stegen.
Een vrouw zit alleen, houdt haar
hand op en jij registreert het
voor later. Een film laadt zich op,
speelt zich af.
Ruwe steen van balkon tot balkon
– je zoomt in op een barst in de gevel
en geen mens weet waarom
van het dak hangen draden.
Uit de wind doodden kinderen
de tijd: hun tekens aan muren,
hun kommer geschreven – geschreeuw
op een stoep in de schaduw,
op een trap, een trapgang
(het is overal).
En je valt in een gat.
Wat ontbreekt, is de regen.
© Eric Vandenwyngaerden
(selectie Lint - 2008)
Uit het juryverslag "Kunstprijs Gemeente Lint":
6 december 2008
Omwille van de niet te loochenen kwaliteiten heeft de jury gemeend ook vier gedichten te prijzen met een selectie. (Waaronder mijn gedicht 'De andere kant'...)
In het gedicht 'De andere kant' regisseert Eric Vandenwyngaerden een heerlijke travelling, net zoals in een film. Verrassend begin je als lezer met een adembenemende val in een gat, 'aan de andere kant' en kijkt vervolgens hemelhoog over daken. Waarna je door het oog van de camera van de dichter allerlei groter dan levensechte tafereeltjes meemaakt. Op het eind val je opnieuw dwars doorheen het gedicht. Maar de dichter eindigt zorgzaam met: 'Wat ontbreekt is de regen'. M.a.w. maak je geen zorgen, het is allemaal niet echt, het is maar film.
Daniel Billiet
* * *
NATUURLIJK
Natuurlijk weten we niet
hoe alles zijn gang zal gaan
en hoe we na een zekere tijd
zullen spreken; hoe we onze
woorden zullen wikken en wegen
en hoe, als jij aan de andere kant
van de lijn zal zijn, ik de trillingen
zal menen te horen in je stem.
Natuurlijk wordt er dan om het
pijnpunt heen gepraat –
zo is het altijd geweest
zo zal het altijd weer zijn: niets
is menselijker dan dit.
Natuurlijk zal je ‘jazeker’ en
’het gaat al wat beter’ zeggen en
voor wie je het allemaal wel doet
want ‘het moet’ zal je zeggen.
En natuurlijk – zo gaat het immers
vaker – zal onder dit alles het onhandige
ongemak toch even verdwijnen in het niets
(en dat is al iets); en toch raak jij
vanaf dan je waakzaamheid nooit meer kwijt.
© Eric Vandenwyngaerden
(eervolle vermelding Diest - 2008)
* * *
VAN LINKS
Hij neemt haar mee.
Zij kleeft aan hem,
legt soms haar hals in bochten,
schept van mensen het teveel
van tussen wier.
Ik adem schier,
als zij tezamen zacht
de brug dan glijden onderdoor.
Een man kijkt
uit de hoogte toe.
Wat hem zo boeit?
Ze varen onder hem
terwijl het water vloeit
tussen de steunen door
(en breekt zo ogenschijnlijk).
En zijn ze ver van hier
dan houdt de vijver
zich voor dood
VAN RECHTS
Zij steekt zich weg
achter zijn kleed
geprikkeld door zijn lijf.
Doorziet zij zijn gefleem,
en draait zij eromheen?
Vangt hij haar blik
(ik hou mijn adem in)
bindt hij haar vast aan zich?
Ik zie hoe ginds een man
buigt nu zijn hoofd.
Wat hem zo boeit?
Ze varen onder hem
terwijl het water vloeit
tussen de steunen door
(en breekt zo ogenschijnlijk).
En zijn ze ver van hier
dan houdt de vijver
zich voor dood
…
© Eric Vandenwyngaerden
(1ste prijs Hasselt - 2006)
Juryverslag poëziewedstrijd “LIEF 2”:
17/18 februari 2006
De juryleden Lief 2:
Lieve Pollet, schepen van cultuur van de stad Hasselt en voorzitter van de jury
Ivo Konings, auteur
Karel Segers, auteur
Cyriel Gladines, auteur
De jury ontving twee weken voor de jurering een kopie van alle ingezonden gedichten en een invulformulier waarop elk jurylid zijn beoordeling kon noteren. De juryleden kwamen samen op zaterdag 18 februari om hun bevindingen samen door te nemen.
De jury ontving 45 inschrijvingen, waarvan 41 Vlamingen en 4 Nederlanders.
De wedstrijd was ingedeeld in twee categorieën: categorie 1 = jongeren en categorie 2 = volwassenen. Omdat het aantal inzendingen voor categorie 1 beperkt was tot slechts twee gedichten heeft de jury unaniem beslist om voor deze kandidaten een aanmoedigingsprijs van telkens 50 EUR toe te kennen. Voor de overige deelnemers werden de prijzen toegekend zoals bepaald in het reglement.
De juryleden kwamen unaniem tot volgende beoordeling.
Juryprijs voor de categorie volwassenen
1° prijs: Eric Vandenwyngaerden uit Diest (geldprijs 200 euro)
2° prijs: Yvette Schols uit Hasselt (geldprijs 100 euro)
3° prijs: Willemien Mensinga uit Nederland (geldprijs 50 euro)
Juryverslag 1ste prijs categorie volwassenen “Lief2”
Het bekroonde gedicht betovert door zijn ogenschijnlijke eenvoud. In een heerlijk intimistisch genrestukje laat de dichter de lezer meegenieten van wat hem en de toeschouwer in het gedicht zo boeit. En wat dat is, kan de lezer alleen maar gissen. Vanzelf denk je aan een verliefd stel in een bootje, dat onder een brug doorvaart. Maakt hij haar het hof en laat zij het zich welgevallen? Verzen als “Zij kleeft aan hem” en “Zij steekt zich weg / achter zijn kleed / geprikkeld door zijn lijf” lijken daarop te wijzen. Maar, wat te denken van verzen als “Zij (…) / legt soms haar hals in bochten, / schept van mensen het teveel / van tussen wier.” en waarnaar verwijst “achter zijn kleed”? Zijn het misschien wel watervogels i.p.v. mensen, zwanen wellicht (vgl. “legt soms haar hals in bochten”)?
De dichter heeft geen schreeuwende kleuren, geen slagwerk of ander taalvuurwerk nodig, zoals zoveel aanstormend talent, om de lezer te boeien. Maar wat een virtuoze beheersing van de poëtische middelen! Welke intrigerende sfeer gaat er niet uit van dit bewegende impressionistisch schilderij! Schijnbaar alledaagse scènes worden tot een verfijnd esthetisch niveau getild door het subtiele taal- en stijlgebruik, dat weliswaar hier en daar wat archaïsch en precieus aandoet, maar past bij het geheel. Alleen de titel lijkt wat minder te passen bij dit sfeervolle gedicht, hoewel hij heel suggestief is en wellicht een ‘hint’ voor de lezer bevat. Inderdaad, als je de bladspiegel bekijkt, lijkt de dichter de lezer te willen suggereren hoe hij het gedicht moet lezen. Of… slaat het op het verloop van het tafereel?
De bedrieglijk eenvoudige narratieve en vragende verzen doen de lezer vergeten hoeveel mysterie ze in zich verbergen. Net als de dichter en de toeschouwer houdt hij de adem in om het ritueel niet te storen. En, als het ‘paar’ uit het oog verdwijnt, “houdt de vijver / zich voor dood”. Wat een prachtig slot voor een gedicht dat meer verhult dan het openbaart. De trefzekere woordkeuze en de mooie impressionistische beelden zetten de lezer op het verkeerde been. De lezer die dacht alles ‘gezien’ te hebben, verdwaalt in een wereld waarover een geheimzinnig ‘sfumato’ hangt, waar onderhuids nog vele andere interpretaties sluimeren.
De dichter laat de nieuwsgierige lezer slechts even over zijn schouder meekijken en sluit dan de deur. En zo blijft het mysterie bewaard.
Lieve Pollet
* * *
SCHOENEN
Bij het schilderij 'Schoenen'
(Vincent van Gogh - 1885)
Kan iemand me zeggen
vanwaar deze schoenen komen?
Want kijk, ik heb ze nog nooit
- en alleen - zo zien staan.
Waar zijn toch hun haastige voeten
gebleven? Vooruit en achter
gedachten aan?
Ze laten op doek nu
wat sluimerende weemoed
als in een teer ochtendkleedje na.
Maar wat ik wel zie hier
moet niemand me zeggen:
hoe Vincent hun veters kon
moeheid inleggen.
Van schoenen door ’t lopen
der jaren versleten,
in ’t bos langs de kant,
misschien zijn ze vergeten?
Of slechts even te drogen gezet.
© Eric Vandenwyngaerden
(nominatie Nuenen - 2003)
* * *
NACHTZIJDE
Hoe bezeten wij zijn van alleen hier,
van wachten en avonden sparen,
hier samen: dit hoofd, dat papier.
In jouw nachtzijde diepe bedeesdheid
vermoedend, of verholen verdriet?
Hoe de uren vandaag net als gisteren
opzij zijn gezet om dan later,
in het duister, kortstondig
hun stemmen verwoordend,
voor altijd weer worden te scharrel gestrooid.
En in nachtzijde eenmaal getooid,
voltrekken omhelzingen zich aarzelend.
Omzichtig als druppels die rollen van ramen.
© Eric Vandenwyngaerden
(eervolle vermelding Keerbergen - 2002)
* * *
RUSTIG MAAR
’t Is waar dat wat
ik zeggen wil te vaak
zo anders wordt begrepen,
en dat mijn woorden
soms niet dragen
wat ik zeggen wou
en dat wij nu zo anders
om elkander geven,
maar als ik dan
- zo zomaar zonder
verder iets - je innig kus,
dan mis ik jou.
’t Is waar, ik heb nog
niet veel meer gedragen,
dan in mijn hart
jouw naam,
jouw warmte en
dat stil verdriet
en als ik wakker word
in ’t vroege schemeren
van de dagen
- je zachtjes roepen wil -
dan sterf ik, want dan
komen weer de woorden niet.
© Eric Vandenwyngaerden
(2de prijs Geldermalsen - 2001)
Foto: gelegenheidsbundel
Uit het verslag van de jury:
Voor de eerste keer hebben wij aan de Nacht van de Poëzie in Geldermalsen een dichtwedstrijd gekoppeld. De reacties die daarop kwamen waren bijzonder positief. Wat nog belangrijker is: het aantal inzendingen was groot. In het totaal hebben wij 95 gedichten ontvangen.
Deze eerste keer zijn de reglementen elementair gehouden. Iedereen kon maximaal twee gedichten inzenden. De keuze van vorm en inhoud werd aan de deelnemers overgelaten.
[...]
De eerste selectie liep voorspoedig. Na één avond overleg waren er nog 30 kanshebbers over. Daarvan vielen er tijdens de volgende bijeenkomst nog eens 23 af.
[...]
Maar het laatst overgebleven zevental bezorgde ons nog de meeste hoofdbrekers, aangezien ze allemaal van zo'n hoog niveau waren. Daarom zijn ze tenslotte alle zeven in de bundel opgenomen die ter gelegenheid van de Nacht verschijnt.
Om tot de definitieve keuze van de winnaars te kunnen komen hebben we uiteindelijk de tactiek van democratisch 'cijfergeven' toegepast en zo zijn simpelweg de gedichten met het hoogste puntenaantal de winnaars geworden...
[...]
De tweede prijs gaat naar Eric Vandenwyngaerden met zijn gedicht 'rustig maar'.
Een titel die je wel terugvindt in de sussende cadans van aan elkaar geregen woorden en zachte klanken, maar die in de betekenis geen spiegelbeeld vindt, maar een negatief. Een glasnegatief dat precies in het midden van dit gedicht, op regel 11 en 12, twee seconden belichtingstijd heeft om de waarheid in beeld te brengen: onmacht tot echt contact. Trefzeker in kaart gebracht.
Geldermalsen, 7 maart 2001
Namens de jury van Poëziegroep Dichterbij,
Yvonne Broekmans
* * *
*
Maak jouw eigen website met JouwWeb