2025:   MUGzine (Den Haag, nr. 26)


 

   
    Achterom


Hoe na de eerste koffie
zacht de ochtend
en haar warmte dan verkondigt zich.
Hoe ademloos ik kijk
als achterom zij is.

Men weet van leven
nog niet al.
Men oefent houden van
in geven dat wat
niet gevonden wordt.

En tekent zich de tijd
in rimpels van geslotenheid
zwerf ik op alle kusten rond.
Als ze mij roept
keer ik mij om.



    Nocturne


Telkens stroomt
binnen naar buiten
door ramen de nacht in
als zij konkelfoezen
en dempen omzichtig het licht.

Telkens als Eros zich predikt
gaan luiken weer dicht
met rondom hen donswarm
(zij graven zich in)
de veilige deken.

En stilte van buiten
en stilte van binnen
verkruimelen dan hoorbaar
in lucht:
zij trilt, steunt en huilt.
Hij ademt haar zucht.

 



    Overal


We zouden er gaan wonen
dacht ik, binnen onze omhelzingen,
jouw toetsen ingesloten
(tweemaal geplooid)
en opgeborgen voor later.

Met in de verte jouw gezicht dan
telkens als ik je hoor
en lanterfantend de tijd dood.

Wat hebben we toch gekeken toen
- ik hier, jij daar - naar die maan;
en dan paperclipte ik haar ‘in de wolken’ aan.

Ik zou overal met je willen slapen –
nergens blijven hangen
tot het droogt.


© Eric Vandenwyngaerden





                                                                                                                             ***





















 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb