2022: Weirdo's (H. Van Eygen, Kinrooi 35ste jg. - nr. 4)
WA'N HOOPJE
Hoopje tederheid, hoop je.
Blote hielen hopen op
een regenboog – een hoopje zon
doorheen wat nattigheid.
Soms hoopje nevel, wrevel:
een hoopje wee verdriet.
Hoopje rug, hoop je. Hoopje
zekerheid in naakte knieën
uit elkaar, in handen biddend,
dan weer langs je heen:
gezegend zij – maar zijn zij
vrij van alle kwaad?
Hoop je op genegenheid of
vurigheid; wat liefde met het
nieuwe jaar in het verschiet?
Ach, hopen op een hoopje
liefde is als hopen op...
Vergeet - mij - niet.
© Eric Vandenwyngaerden
2022: Weirdo's (H. Van Eygen, Kinrooi 35ste jg. - nr. 3)
LANGER DAN EEN NACHT
Ze had zich een nieuw lief gevonden. Vond
dat hij zo… anders was, ondanks haar toch
wel knappe vent, haar pas verworven huis
met ruime tuin, haar dochter lief – straks
dus een jojo-kind, u welbekend.
Hun nobele papieren hadden ze nauwkeurig
samen uitgeplozen, spullen netjes knal in twee
gehakt en met wat eigen prullen dan gepropt
in superleuke dozen. Dit alles, zoals dieven in
de nacht, had zij met ‘loverboy’ dan opgepakt
en weggebracht; een doordeweekse middag in
een voorjaar dat, voorlopig toch, het warmste
van de eeuw zou zijn – dit dus: tweeduizend
eenentwintig jaren na de ‘superstar Jezus’.
[…]
De hitte van hun eerste radeloos moment, die
hele hete week (zoals u allen weet) kan razend-
snel verzwonden zijn. Verdampend in hun zuchten,
kunnen minnaars soms vergeten hoe hun liefde
eerder sprak (want alles gaat ooit heen):
Ik droomde dat ik langzaam leefde…
langzamer dan de oudste steen.
(de twee laatste lijnen zijn ontleend aan
‘Tijd’ een gedicht van M. Vasalis)
© Eric Vandenwyngaerden
2016: Weirdo's (H. Van Eygen, Kinrooi 29ste jg. - nr. 4)
RAMPSLOMP
midden juni, een school
Orkanen, onstuimig
als jonge meisjes, zijn ze.
Laat alles maar naar
buiten waaien. Laat de dag
met open deur beginnen:
regen brengt koelte in huis.
Neem de geur van
dampend asfalt, en snuif.
Meiden, druk doende
zijn ze. Als hyperkinetische
veulens. Tegen de muren op
fladderend met hun pruilmondjes.
Met kleur en shampoo, en schaar
vliegen ze elkaar voortdurend
in het haar.
Kemphennen zijn het – opgeblazen
overgevoelige zeepbellen,
net voor ze uiteenspatten.
© Eric Vandenwyngaerden
2005: Weirdo's (H. Van Eygen, Kinrooi 18de jg. - nr. 4)
DE DAMES
Wat rest er in de stad van vroeger dan
wat kroegenvolk en dames van de Bond
Wellustiger Dan Ooit? Ze tateren en snateren
en lachen om ter meest.
Wie dingt nog naar hun hand? Ach één
of andere galante heer – en gniffelen
dat ze doen en koketteren als een parelbeest.
De dames van de tijd van toen, van huis
en kruis en overgave. Van voorwas,
was en plas en achter het fornuis
in hun enclave. Je kent ze wel van:
Zag je die en die, en hoe die naar me keek?
Maar ’s avonds – heel alleen – dan worden
ze weer week en schuiven stil hun rimpels
en hun stijve knoken onder koude lakens
na hun glas en medicijn. De dames
van de oude pijn; ze staren met de fotograaf
nog even mee, diep in hun lege kamer,
daar in hun bed voor twee – en wenen bittere tranen.
Diezelfde dames?
Ja meneer... Daar, aan die ronde tafel.
DICHTERSVERDRIET
(voor Tom Lanoye)
Men perst hem in een plaatselijke krant;
een foto met daarbij
een aardig woordje (van zijn eigen hand).
Wat kijkt hij fier de wijde wereld in.
Zijn ogen lijken wel te zeggen:
mensen, dit is nog maar het begin!
Want zo is hij en zo zal hij altijd bestaan:
een beetje dromer en een beetje streber, want
hij gaat er soms heel stevig tegenaan.
Zij jast patatten boven reeds vermelde krant
en dropt haar bruine schillen
op de mooie woorden van zijn hand.
Zo is het leven,
ja, soms zet het ons een wrede hak:
de ene eindigt op, de andere in – een vuilniszak.
© Eric Vandenwyngaerden
* * *
*
Maak jouw eigen website met JouwWeb