2005:   Digther (D. De Caestecker, Diksmuide  5de jg. - nr. 5) 


 

    VOOR EEN VLUCHT MUIZEN


- Nazomer -

De ochtend - zijn flarden

van onrust ontsproten aan woelige dromen:
kwaad bloed dat met prooi door de nacht is gegaan;

van kluizenaars, hangend aan voeten in holen,
die vlieghuiden mantels om knoken slaan.

Wij hebben dit pas van de nevels vernomen
en zijn het verzinsels? Wellicht is het waar;

hier staan toch al jaren langs oevers de wilgen,
zo keurig en broederlijk naast elkaar.

 

© Eric Vandenwyngaerden

 

 

 

2004:   Digther (D. De Caestecker, Diksmuide  5de jg. - nr. 2) 




    VERNIELWERK


Al heb ik half de hemel
al bijeengeschraapt
het lukt maar niet.
Er valt zoveel te rapen hier:
vernielwerk van verdriet.
De stormram aan de kant
gelegd, geëlleboogd heb ik,
ik vecht, verzamel tijd
en draai hem om.

Als hij dan uit is, zeg ik: kom
er moet nog zoveel vallen, niet?

Vernielwerk van verdriet


‘Vernielwerk van verdriet’ werd ontleend aan
‘Het handschrift van de vergetelheid’
(H. De Coninck, Het Proza2, De Arbeiderspers, 2000)

 

 

    VERGETEN STRAAT


Ik zeg je dat het de wind is
dat het de wind is die
geruchten maakt.

Jij zegt me dat het een kind is
met je vingers door je haar
dat het een kind is
dat schuifelt door de straat.
Dat het de straat is
die doodloopt
achter in de straat
en niet de hoek om
niet de hoek omgaat.

Ik zeg je dat het net daar is
waar bruine bladeren zich
stapelen tegen de stoep
en tegen de muur
en dat het zo waar is
dat het zowaar ritselt in die straat.
En dat het geen kind is
dat het de wind is.


© Eric Vandenwyngaerden


De titel van het gedicht werd ontleend aan ‘Vergeten
straat’ (L.P. Boon, A. Manteau, Brussel, 1946)

 

 

 

* * *

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*